De supermarkt is voor mij van oudsher een knelpunt van tegenslagen en ergernissen. Desondanks wil ik altijd de boodschappen doen voor ons huishouden. Dat doe ik zoveel mogelijk alleen en op rustige momenten. Onder die voorwaarden gaat het altijd wel goed. Maar mijn intuïtieve reactie op de zoveelste bejaarde die in de rij bij de kassa voortdurend tegen me aan loopt te duwen met zijn karretje blijft er één van ongeduld en potentiële boosheid. Vandaag besloot ik echter te observeren. Deze nieuwe aanpak werd beloond.
Het oudere echtpaar achter mij had een discussie op niveau.
Vrouw: “We kenne ook Sjienees make.”
Man: “Wat, bami?”
Vrouw: “Of nasi.”
Man: “Bami?”
Vrouw: “Of nasi.”
Man. “Bami.”
Vrouw: “Ja, en nasi ken ook.”
Geen stemverheffing, geen enkel teken van ruzie of aanstaand huiselijk geweld, gewoon het lukraak uitwisselen van woorden zonder de intentie daadwerkelijk tot een bepaald punt in het gesprek te komen, laat staan enige vorm van afronding.
De man die voor me stond in de kassarij rekende intussen een sixpack Finkenbrau-bier af, alsmede enkele pakken wijn en zegge en schrijve één rundvleesslaatje. Blijkbaar was zijn verlopen, door de goedkoopst denkbare kleding bedekte verschijning op zichzelf nog niet genoeg reclame voor het ietwat in onbruik geraakte beroep van alcoholist.
Een rij verderop was een enigszins opgedirkte vrouw van mijn leeftijd serieus opvoedkundig bezig. Haar zoontje kan op basis van zijn gedrag op dat moment het best worden omschreven als een zevenjarige tyfusteringetterbak. Daar wist moeders wel raad mee. “Asjenou nie kapt gaat je iPad op de kast!” Hij hield niet op, en we weten allemaal dat zijn iPad helemaal niet op de kast ging.
Ongeveer zes kassa’s verder hoorde ik zo’n archetypische joviale Rijnmondbewoner roepen dat hij geen bonnetje hoefde, “want ik krijg het toch nie terug van de belasting, haha!” Inderdaad, haha. Fokking hilarisch. Iedereen lag blauw om deze ontzettend originele grap die al menig kassamedewerker zelfmoord heeft doen overwegen.
Van de weeromstuit ging er een zoemer af, driemaal en keihard. Het personeel had zo mogelijk nog minder enig idee wat dit te betekenen had dan de klanten, en dus besloten we het gezellig met zijn allen te negeren.
Dit gebeurde allemaal in pakweg een minuut of drie, vier.
En toen moest ik nog even naar een andere supermarkt, puur omdat ze bij de eerste een wat minder uitgebreid assortiment hebben. Lees: ze verkopen geen raketten, en ik lust graag raketten. Met een mandje met daarin nog twee andere items sloot ik aan achter een vrouw met een licht fysiek handicapje en een berg boodschappen die me “de tering” zou kunnen doen uitroepen als ik niet zo voorbeeldig was opgevoed.
En toen gebeurde het alsnog. De twee dames vóór de dame met de berg boodschappen waren 20 cent kwijt, en dus moest er oponthoud ontstaan voor de hele rij. Het muntstuk werd gelokaliseerd onder een boodschappenwagentje dat bij de dichte kassa naast ons stond. De eerste dame van het stel bleek na enig ploeteren niet over de vereiste lenigheid te beschikken om het geldstuk te kunnen oprapen. De tweede vrouw bleek iets vindingrijker maar minstens zo spastisch. Het schoot niet op, kortom.
Ik liet me op mijn knieën vallen, kroop half onder het boodschappenwagentje en pakte het muntje van 20 cent op. Ik gaf het aan één van de vrouwen en nam haar dankbaarheid demonstratief in ontvangst. Ik sloot aan, rekende af en verliet de supermarkt. Ik was toch weer ongeduldig geworden. Maar ik vind zelf dat ik er dit keer tenminste iets nuttigs mee heb gedaan.
at 15:57
Weer heerlijk om te lezen! Meer..Meer…Meer..;-)
at 15:58
Dank je, en inderdaad: ik mag wel weer wat vaker een stukje tikken. Ga mijn best doen!