View Sidebar
Beroep: boterkuipjesuitdrukker

Beroep: boterkuipjesuitdrukker

20/08/2016 19:10

Een super-episch verhaal over rare bijbaantjes, jeans van het merk Edwin, ietwat overmatig softdrugsgebruik en boter. Echt teringveel boter.

Op mijn veertiende sleepte ik mijn eerste bijbaantje in de wacht. Met twee vrienden fietste ik van onze straat naar een glastuinbouwbedrijf dat niet bepaald in de buurt was. We konden het bedrijf niet vinden en regenden bovendien zeiknat, dus we keerden huiswaarts en mijn vrienden vonden het wel weer mooi geweest zo. Mijn vrienden hadden echter niet mijn moeder, dus een uurtje later zat ik weer op de fiets. Nog een uurtje later was ik aangenomen als tomatenplukker. Of junior assistant food industry associate trainee, zoals dat tegenwoordig zo treffend heet.

Van tomatenplukken kon ik kort gezegd geen klote, blijkbaar. Lekker belangrijk ook. Doe het dan zelf. Ik hield het nog bijna een week vol, maar waarschijnlijk werkte ik zo langzaam dat ze me slechts één keer in de vier dagen voorbij zagen komen. Zodra dat het geval was, werd ik meteen ontslagen. Jankend fietste ik huiswaarts, meer vanuit gekrenkte eer dan om verlies van mijn baantje. Dat baantje vond ik zo’n beetje strontvervelend, dus heel slecht kwam het ontslag me ook weer niet uit.

Maar een paar maanden later stond ik alweer vrolijk dingen die aan een plant of boom of koe ofzo groeien te mishandelen. In dit geval was ik bij een groothandel in groente en fruit aangenomen als, ehm…ik weet het eigenlijk nog steeds niet. Laten we zeggen: als de sjaak. Want ze hadden dus heel veel dozen sinaasappels waar iets niet goed mee was gegaan (de toorn van god, weet ik veel) en dus was de schimmel er ingeslagen. Maar niet helemaal. Nee, zo’n 15 procent van de sinaasappels was nog te redden voor de verkoop. Drie keer raden wie de reddingsoperatie op touw mocht zetten.

Plot twist: alle nog goede sinaasappels lagen per definitie onderin de dozen, en dus onder een paar lagen wegrottend citrusfruit. Hilarisch werkje, echt. Lekker tot je ellebogen in stervend fruit om per doos drie sinaasappels te redden. Na een paar dagen mocht ik een keer een klant helpen. Met het oog op ‘service met een glimlach’ liet ik zijn volledige bestelling van mijn steekwagen lazeren. Een half uur later was ik ontslagen omdat ik “te chagrijnig keek”. Je meent het niet.

Toch heb ik bij dit bedrijf iets heel belangrijks geleerd, want ik at er mijn eerste frikandel speciaal. En een frikandel speciaal is echt keilekker, dus dat was wel een dingetje. Zo’n lekkere, in ranzig vet gebakken staaf afvalvlees, en daar dan lekker veel saus en uitjes op kletteren. Mooi man.

Maar goed, ik dwaal af. In mijn leven werd het tijd voor het volgende grafbaantje. Op mijn vijftiende kregen mijn beste vriend en ik het voor elkaar in tijdelijke dienst te worden genomen bij de plaatselijke zuivelproducent. Missie: boterkuipjes uitdrukken. Maar echt. Gedurende drie weken in de zomer stonden we elke werkdag vroeg op om naar het bedrijf in kwestie te fietsen. Daar moesten we de hele dag kuipjes boter uit hotels en vliegtuigen openmaken en uitdrukken. Die boter was over de datum, maar ze konden er nog wel iets van maken. Weer boter, of olie, of een heel groot ranzig boterbeeld van de lokale singer-songwriter Vader Abraham, of massavernietigingswapens. Geen idee. Wat ze met die boter deden, dat werd ons als assembly assistant withdrawal reproduction bitches natuurlijk niet meegedeeld.

Het klinkt natuurlijk heel glamoureus, boterkuipjesuitdrukker, maar dat viel dan weer een tikkeltje tegen. Het werk zelf was geestelijk niet heel uitdagend, en van per dag een paar duizend kuipjes boter uitdrukken kreeg je best dikke en pijnlijke duimen. En zin om met een roestige schaar in je armen en dijen te snijden. Bovendien ging je van dit werk, en dat komt misschien even als een schok, best nadrukkelijk ruiken naar boter die zijn beste tijd wel achter de rug had.

Het gezelschap waarin we deze arbeid verrichten, was niet heel erg van het soort dat je denkt “die neem ik mee naar huis, dat zullen mijn ouders leuk vinden”. Voor ons was het een bijbaantje, maar voor veel anderen was het werk. En als boterkuipjes uitdrukken je werk is, dan ben je nog niet heel lekker op weg naar een stoeltje in de raad van commissarissen bij ABN Amro. Laat ik het zo zeggen: wij gingen na die zomer naar Mavo 4. en toch hadden we al een onoverbrugbare maatschappelijke voorsprong op de meeste van onze collega’s.

Dat gold ook voor de man die de leiding over het geheel had. Hij heette Lambert, dus hij stond al meteen een paar punten achter. Verder droeg hij Edwin-jeans en een wit t-shirt. Op zijn kalende hoofd stond een bril waarvan eigenlijk iedereen “Jezus Lambert, wat heb jij toch een lelijke kutbril” zei. Lambert had, kortom, niet per se de kwaliteiten om een groep van twintig tot dertig scholieren en halve randdebielen lekker gemotiveerd aan het werk te houden.

Ik heb nooit veel geblowd, maar het kan geen toeval zijn dat het in de weken dat ik als boterkuipjesuitdrukker werkte bijna elke avond wel raak was. Om de lat nog wat lager te leggen besloten we ook een keer een joint te roken in de pauze. Nadien daalde onze productiviteit naar ongeveer 10 procent van wat het normaal was, maar niemand leek door te hebben dat we de hele middag als idioten zaten te giechelen. We kregen nog net geen loonsverhoging.

Anyway. Na drie weken ploeteren, aankloten en zomaar wat doen vonden we het wel weer mooi geweest. We vertelden Lambert dat we de volgende maandag niet meer kwamen werken. Ik kan niet zeggen dat hij dit goed oppakte. Blijkbaar hadden we toch een acceptabel niveau van werken aangetikt, want in reactie op onze mededeling ging Lambert een klein beetje dood. Nog meer dan op een gemiddelde dag dat hij dit werk deed, zeg maar.

Maar daar hadden wij rekelse schavuiten natuurlijk geen boodschap aan. Straks moesten we weer een heel jaar geen fuck uitvoeren op school en nu we superrijk waren wilden we ook wel eens vakantie, nondeju! Bovendien was mijn doel bereikt: ik had genoeg geld om belachelijk dure sportschoenen te kopen. Ze moesten wel passen bij mijn achterlijke gabberkapsel en de lelijke trainingspakken die ik meende te moeten dragen. Daarom koos ik voor een paar roestbruine Nike Air Max. Niemand wist dat ze bestonden, maar ik wist ze niet alleen te vinden, ik betaalde er ook nog ruim 300 zuurverdiende guldens voor.

Maar gelukkig heb ik er wel veel van geleerd. Of nee, dat van die frikandel speciaal wist ik al. Oké, dat was het. Doei.

Share Button