Het was mooi, zonnig weer. Ik fietste net na het middaguur van mijn werk naar huis en dat smaakte naar meer. Het plan om naar de sportschool te gaan liet ik varen. In mijn hoofd stippelde ik een route richting kust uit waar ik wel een uurtje of drie mee zoet zou zijn. Thuis kleedde ik me om, zorgde dat ik alles bij me had wat een flinke fietstocht vereist en een klein uurtje nadat ik op het idee kwam vertrok ik van huis.
Tot zover niets aan de hand, maar die situatie hield uiteraard geen stand. Na een heerlijke toertocht van zeker 48 seconden ging het mis. Aan het eind van de straat zette ik even aan om wat aansnellend verkeer voor te zijn. Dat had ik blijkbaar beter niet kunnen doen. Mijn kwalitatief niet al te hoogwaardige fiets bracht, in reactie op de extra kracht die op de pedalen werd uitgeoefend, weer eens een geluid voort dat hij niet hoorde te maken; om precies te zijn een harde tik uit de omgeving van de derailleur. Al snel begon mijn achterwiel aan te lopen.
Ik zag het nog even aan, stopte een paar keer om de situatie aan een kritische blik te onderwerpen, maar het werd er niet beter op. Dat verbaasde me trouwens niets. Ik gebruikte daarnet wel het woord derailleur maar ik moest het wel eerst door Google halen om zeker te weten dat dit onderdeel zo heet. Qua technische vaardigheden leg ik het namelijk nog af tegen een iets te vaak gebruikt washandje, dus dat ik ter plekke mijn fiets ging repareren was niet heel waarschijnlijk.
Het zou alleen nog goed komen met een wonder. Als er bijvoorbeeld spontaan een Oost-Europese fietsenmaker langs zou komen of zo. Joh. Drie keer raden wat er gebeurde.
“Fiets stoek?”
“Ja, nee, die doet het niet nee”, aldus mijn diagnose.
“Iek kaiken?”
“Nee bedankt, ik breng hem wel naar de fietsenmaker.”
“Iek fietsenmaker.”
Waarom ook niet, iedereen heeft wel eens mazzel. De man stapte van zijn eigen fiets en nam de mijne ter hand. Hij tilde hem aan het zadel op zodat het achterwiel de grond niet meer raakte, en gaf een zwieper aan het pedaal. Er liep niets meer aan. Ik begon al te vermoeden dat hij voor het volgende onderdeel van zijn show over water zou gaan lopen, maar nee: de fiets bleek wel degelijk kapot. Het achterwiel liep nog steeds aan. In toenemende mate, mag ik wel zeggen.
De fietsenmaker keek bedenkelijk naar mijn fiets. Toen keek hij bedenkelijk naar de berm. Vervolgens brak hij een takje van een struik in die berm af. Met dat takje begon hij in het derailleur van mijn fiets te peuren. Ik ging er maar eens moeilijk bij staan kijken met mijn handen in mijn zij, zodat het nog ergens op leek van mijn kant.
“Ies remblokje. Loopt aan, ies slecht, jai moet nieuwe kopen.”
Die conclusie verbaasde me wel. Het was duidelijk dat het achterwiel wiebelend ronddraaide en daarbij tegen het spatbord liep. De remblokjes op mijn fiets zijn weliswaar goedkope puindingen, maar met het huidige probleem hadden ze weinig te maken. De man, tevreden met zijn werk, stapte weer op zijn fiets. Voor hij wegreed had hij nog een leuke aanbieding voor me.
“Jai koent bai mai voor 50 euro remblokje kopen. Is goede remblokje.”
Ik heb de fiets maar naar een collega van hem gebracht. Zo één met een werkplaats en een winkel vol fietsen en aanverwante producten. Noem me ouderwets, maar ik baseer daar mede mijn vertrouwen in vakmanschap van de fietsenmaker in kwestie op.
De wielnaaf bleek kapot. Over de remblokjes heb ik hem niet gehoord. Dat kan ook wel kloppen, want die heeft hij zelf een paar maanden terug vervangen.
at 07:37
Dat zal mij nu niet overkomen zoiets..haha. Gelukkig jou wel want jij schrijft weer een heerlijk stukje 😉