Voordat ik degene met wie ik een afspraak heb ontmoet op het centraal station van Utrecht zie ik mij genoodzaakt even van het toilet gebruik te maken. Vanwege de vakantieperiode is het rustig op het station. Desondanks is er sprake van een flinke rij voor de toiletten. Uiteraard blijkt daar een oudere medemens de oorzaak van. De combinatie van 50 cent in een gleuf douwen en niet verongelukken in het draaihekje is haar blijkbaar te veel geworden.
De toiletjuffrouw van dienst schat in dat de klemzittende dame haar probleem niet zelf op gaat lossen. In ruil voor 50 cent wordt er een deurtje tussen de draaihekjes open gezet. Langs die weg mag de bijna verongelukte vrouw het toiletgebouw betreden. Zo vallen er geen doden en kan de doorstroom weer op gang komen. Daar had het bij kunnen blijven. Maar dat was uiteraard niet het geval.
De zojuist geopenbaarde sluiproute spreekt de man achter mij ook wel aan. Hij loopt de toch zeker uit acht mensen bestaande rij langs en spreekt de toiletdame aan. “Als ik jou 50 cent geef mag ik ook wel even door dat deurtje hè?” Gelukkig blijkt de vrouw standvastig. Het mag niet. De man sluit weer achter aan en gaat een beetje mokkend staan trappelen. Met een vuile blik over mijn schouder weet ik daar een eind aan te maken. Maar ik ben vaker in deze specifieke ring van de hel geweest. Het gaat hier niet blij blijven.
Als ik aan de beurt ben om mezelf niet als een debiel fataal te verwonden in een draaihekje is het blijkbaar precies 12.00 uur op de eerste maandag van de maand. Het luchtalarm wordt getest. “Oorlog!”, klinkt het achter me. Van de weeromstuit dreig ik als de eerste de beste bejaarde klem te komen zitten, maar ik verman me en overleef de doodsmachine die ze hier entree noemen. “Oorlog, haha, oorlog!”, probeert het sujet achter me nog een keer. Want als niemand om je lacht, heeft niemand je gehoord, en dan moet die briljante grap nog een keer gemaakt worden.
Kom op man. Je weet wat je moet doen. Je trekt randdebielen aan. Het is nu eenmaal niet anders. Ze blijven komen, in horden, de een nog gekker dan de ander. Maar: je weet wat je moet doen. Geen oogcontact maken. Niet op reageren. Laat een ander het maar een keer opvangen. De tering voor die gek. Doorlopen, hokje kiezen. Ik pis al niet graag op een rijtje en naast deze man wil ik helemaal niet komen te staan.
Het hokje is gekozen. Ik doe de deur open. Ik stap het hokje binnen. Ik kijk nog een keer opzij. Ik heb het verneukt. In hooguit een seconde stort de man zijn hele arsenaal aan slechte grappen over dit onderwerp over me uit. “Hahaha, oorlog, ha, hey, oorlog, haha, de Russen komen!” Ik ga gelijk het toilethok in, maar het kwaad is al geschied. De randdebiel heeft weer gewonnen.