Aangezien ik mij niet in de trein bevond, zal dit avontuur zich wel in de supermarkt hebben afgespeeld. Die aanname klopt alvast. “Kreeg je dan toevallig met een randdebiel te maken in die supermarkt?”, veronderstelt mijn uit drie personen bestaande lezerskring hardop. Verdomme, hoe raden jullie het zo? “Vertel ons meer”, aldus niemand. Vooruit dan maar weer.
Omdat ik nogal van kraakhelder vriesweer houd, en omdat het reisje van station naar afspraak per openbaar vervoer nauwelijks korter zou duren, besloot ik te gaan lopen. Een paar kilometer heen en daarna weer een paar kilometer terug. Op de heenweg gebeurde er niets. Ik riep niet eens “kut” of “tering” of “sterf allemaal een pijnlijke vlektysfusdood”, doorgaans toch uitspraken die gemakkelijk van mijn tong rollen.
Op de terugweg begon mijn maag zich echter te roeren. Als een koor van bloeddorstige hooligans begonnen de stemmen in mijn hoofd meerstemmig “Daar moet een broodje in, daar moet een broodje in”, enzovoorts, te zingen. Vervolgens zongen ze in canon verder. Dat was verdomme best knap. Het is misschien wel niet helemaal verantwoord om stemmen in je hoofd te hebben, maar die van mij kunnen tenminste wel op een leuke manier duidelijk maken dat het lichaam brandstof behoeft.
Korte versie: ik had honger, nondeju.
Ik had me al ingesteld op een niet al te smaakvol maar wel erg duur tussendoortje op het station, toen ik langs een Lidl liep. Er zat wat ruimte in mijn wandelschema richting vertrektijd van de trein, dus ik durfde de gok wel te nemen dat ik daar in betrekkelijk korte tijd een broodje van de versafdeling te scoren. Die gok pakte uiteraard verkeerd uit.
Allereerst was het assortiment midden op de dag al uitgedund tot fokking weinig. Uit het schamele aanbod koos ik dan maar een croissantje. Een croissantje staat in verhouding tot een ham-kaascroissantje als huilend in het donker masturberen tot een potje krikken waar je u tegen zegt, maar iets is beter dan niets. Er moest ten slotte een broodje in, en duur was het ook al niet.
Ik ging in een rij staan waar ogenschijnlijk niet al te veel idioten voor mij aan de beurt waren. Dat bleek in korte tijd mijn tweede misvatting te zijn. De man achter de kassa wilde iets, dat in een doos zat, gaan scannen. De vrouw die het op de band had gelegd hield hem tegen, en opende met zwaar Oost-Europees accent het gesprek.
“Iek heb vraag.”
“Zegt u het maar”, aldus de kassier.
“Ies diet boormasjien en schroefmasjien?”
Dat bleek een uitdagende vraag, maar geen onmogelijke. De kassier pakte de doos op, draaide hem eens in zijn handen rond, staarde enkele seconden naar de teksten op de verpakking en antwoordde, zeker van zijn zaak: “Ja, dit is een boor- en schroefmachine.”
“Hoe duur?” Wederom informatie die in de winkel zelf te verkrijgen was. Bij het schap, of met behulp van een medewerker. Niet bij de kassa, waar andere mensen die pak hem beet een croissantje willen afrekenen ongeduldig en “dit is toch godverredomme niet te focking geloven?!” mompelend ongeduldig hun beurt staan af te wachten. Maar de prijs werd gegeven en goedgekeurd, en het leed leek geleden. Ik keek nog eens naar het eenzame, tussen twee kassabalkjes liggende croissantje dat op korte termijn van mij zou zijn, en vervolgens binnen twintig seconden als een weerloos dier zou worden afgeslacht door zijn nieuwe eigenaar.
Niet dus. Nu was blijkbaar het moment aangebroken om de folder met weekaanbiedingen door te nemen. “Iek kon plafondlamp met bluetooth niet vinden. Is op? Of kraigen jullie nog biennen?”
Al sla je me hartstikke dood met een plafondlamp met bluetooth: ik heb geen idee wat een plafondlamp met bluetooth is. Misschien heb ik het ook wel verkeerd verstaan en stond ze uit een bloemlezing van het vroege werk van achttiende-eeuwse filosofen te reciteren. Zo keek de kassier er althans wel bij, dus hij riep de hulp van een collega in – die uiteraard drie kassa’s verderop zat. Zo kon iedereen lekker meegenieten van een gesprek dat niet heel snel tot een einde leek te komen.
Zelf heb ik het niet verstaan, want ik stond intussen met een kassabalkje bijbelteksten in mijn onderarm te kerven, en zulks maakt nog verdomd veel geluid. Vervolgens heb ik de winkel maar verlaten, het croissantje zonder eigenaar op de kassaband achterlatend.