Afgelopen nacht viel ik redelijk onverwacht in een aflevering van ‘12 Steden, 13 Ongelukken’. In dit jaren ’90-programma werden verkeersongelukken gereconstrueerd. Als eerbetoon zal ik de aflevering die ik vannacht zag reconstrueren.
De themakanalen in ons zenderpakket bekijk ik eigenlijk alleen als ik een paar borrels op heb en er geen voetbal meer op tv is. Zo kwam ik afgelopen nacht tegen 2 uur op NPO Best terecht. In het programma dat vertoond werd stond Jan Douwe Kroeske tegen de achtergrond van een verkeersongeval te praten met een politieman. Met dit ongeluk liep het goed af. Maar het had dus ook heel anders af kunnen lopen. Dat was ook zo’n beetje het motto van ’12 Steden, 13 Ongelukken’, en om dat te onderstrepen kwam daarna de reconstructie van een ongeluk waarbij het dus heel anders afliep.
De outfit van de politieman, het haar en de trui van Jan Douwe, het jaren ’80-model auto dat op de achtergrond werd opengeknipt: ze misten hun uitwerking niet. Ik was weer een jaar of twaalf, en verdomme, ik vond het meteen weer spannend. Kriebels in mijn buik en ballen, want nu kwam er iets dat heel anders ging aflopen. Jan Douwe liep langs een provinciale weg met een heel serieus hoofd over “het zogenaamde sportieve rijgedrag” te praten, en dat het daardoor “op deze weg gruwelijk mis ging”. Mijn aandacht had Jan Douwe in elk geval.
Vervolgens begon de reconstructie. Daarin zag je altijd wat de diverse betrokkenen hadden gedaan in aanloop naar het ongeluk. Het was dit keer in Vlissingen gebeurd. En er waren maar liefst drie verhaallijnen die in het ongeluk zouden samenkomen. Godverdomme, wat spannend. Wie zou er fataal verongelukken? Wie kwam er relatief goed van af? Het welbekende pianoriedeltje klonk voor de eerste keer. Ik piste nog net niet in mijn broek van de schier ondraaglijke spanning.
Vervolgens werd er heel lang heel slecht geacteerd. Dit was ook precies zoals ik het me herinnerde. De drie verhaallijnen waren als volgt.
1: Michiel Romeijn speelde een man die in Vlissingen was geboren maar in Canada was opgegroeid. Hij zei dingen als “Ik zou zo graag eens naar Vlissingen”, “Ik dank u vriendelijk” en “Dag politieagent”, om maar te benadrukken dat hij een vreemdeling op zijn eigen geboortegrond was. De man was ietwat sukkelig en liep bijvoorbeeld tegen twee op de stoep fietsende jongens aan. Dat zagen we al acht seconden op voorhand aankomen, dus dit was niet hét ongeluk. Ook dit had heel anders kunnen aflopen, maar dat was dus niet zo.
2: Twee gasten in een stationwagen. Die stationwagen was van de vader van één van hen, of misschien wel van allebei. Die ene gast was boos op zijn vader en reed daarom te hard in diens auto. De ander vond daar wat van, met name dat het te hard ging. Hij zei dat ook heel vaak, en dan zei de ander dat hij niet te hard reed. Het was geen interactie die snel tot een compromis zou leiden. Tussendoor gingen ze vissen. Zo gaat dat in Vlissingen.
3: Een kerkkoor waar de spanning om te snijden was. Truus was dirigent, Willemien kon vanwege haar vorderende leeftijd niet meer zo goed zingen. Op zich al kut, maar Willemien moest na afloop ook nog meerijden met Truus. Dikke fittie, niet normaal. Om de zendtijd vol te krijgen werd het conflict uitgemolken. Daar was ook een derde dame bij betrokken, die vooral heel lang stond te acteren dat ze prachtig kon zingen. Helaas zong ze wel een ander lied dan alle anderen, maar dat zijn details en ik moet niet zo zeiken.
Na oeverloos afwisselen tussen de drie verhaallijnen, waarbij in twee gevallen met name ruzie werd gemaakt en in het derde geval Michiel Romeijn vooral verkeerd reed en vanaf bruggen de frisse Zeeuwse lucht stond op te snuiven, kwam dan verdomme eindelijk het ongeluk in beeld. De pianoriedel werd vervangen door de paniektune, dus nu was het bijna zover.
Het karakter van Michiel Romeijn reed met zijn auto voor de 341ste keer weer de weg op vanaf een plek langs de weg waar van hij het Zeeuwse uitzicht had genoten. Dat deed hij ietwat roekeloos, waardoor Truus abrupt moest remmen. Dat liep nog wel goed af omdat Truus “voorzichtig en oplettend had gereden”. Maar daar achteraan kwamen de gasten in de stationwagen, en die vertoonden “het zogenaamde sportieve rijgedrag”. We zagen nog één keer in slow motion de inzittenden beseffen dat het hier heel anders ging aflopen, en dat daar niets meer aan te doen was. Geen tijd om te remmen, wel om je ogen en mond open te sperren en zelfs een arm voor je gezicht te houden. Realisme van de bovenste plank.
De stationwagen schoot over de auto van Truus heen, en kwam neer met een klap waarvan je denkt: niks aan de hand. Door de slow motion zag het er nog minder overtuigend uit. De auto reed met een sukkelgangetje enigszins een sloot in. Wel hing er een spatbord los, en de voorste as leek licht verbogen. Ik gok dat alle betrokkenen het ongeluk graag nog een keer gefilmd zouden hebben, maar ja: het geld was op, elke auto kon maar één keer crashen. Hier moesten we het mee doen.
Jan Douwe Kroeske liep door het beeld en vertelde hoe het verder ging. Bert, het karakter van Michiel Romeijn, “zou nooit weten wat hij had veroorzaakt”. Dat leek me in alle opzichten buitengewoon onwaarschijnlijk. Als een paar meter achter jou een auto op een andere auto klapt, door de lucht vliegt en met een verpletterend lawaai ter aarde stort, dan hoor je daar wel wat van. Met Truus en Willemien liep het relatief goed af, al waren ze wel in shock. Met de mannen in de stationwagen, die ook een lifter hadden opgepikt, liep het fataal af. Desondanks waren ze niet dood. Dat is niet wat ‘fataal’ betekent, dat je blijft leven. Maar ook daar moet ik niet over zeiken.
Ik zag een jaar of twintig na dato weer eens een aflevering van ’12 Steden, 13 Ongelukken’. Het was precies zo slecht geacteerd en in beeld gebracht als ik me herinnerde. En toch werkte het. Al die veel te lange aanloopjes naar met minimale budgetten in scène gezette ongelukken hebben iets met me gedaan. Anders kan ik niet verklaren waarom ik nog steeds geen rijbewijs heb.