Gisteren zat ik voor een interview in zo’n semi-hippe Amsterdamse laptopparkeergelegenheid waar ze ook nog moeilijke koffies en biologische soepen verkopen. Tijdens mijn gesprek kwam er een jong stel binnen. De man van het stel begon met handen, voeten en vooral veel geluid een bestelling te plaatsen. Dat ging op zijn zachtst gezegd moeizaam.
Tussen de jongen en het bedienend personeel waren er welgeteld drie momenten van wederzijds begrip. Toen de jongen een paar keer “Ma-fien-e” riep bleek hij een muffin te bedoelen, en we wisten meteen allemaal: dit is een Italiaan. Dat werd bevestigd toen hij suiker moest hebben. Het brein van één van de medewerkers maakte een flashback naar de hitlijsten van de jaren ’90 en wist: “Zucherro!” Het ten afscheid geuite ‘bai bai’ kwam meteen over en werd vriendelijk beantwoord.
Goed, het kostte wat moeite, maar dat stel kreeg waar het voor kwam. In dit geval werkte het personeel ook goed mee. Maar ik zou het niet kunnen: op vakantie naar een land waar ik me niet verstaanbaar kan maken. Voor je het weet eet je twee weken ma-fien-e’s. Niet omdat je ze lekker vindt, maar omdat muffin zo’n beetje het enige Engelse woord is dat je kent.